donderdag 29 december 2016

Eerste reisweek in Madeira


De imposante berglandschappen, diepe valleien, steile gebergten, frisgroene hoogvlakten, door een woeste branding omzoomde kusten en oude bergdorpen met bloeiende tuinen betoveren iedere bezoeker van het Portugese eiland Madeira. Het wordt ook wel het bloemeneiland of de drijvende tuin van Europa genoemd. De weelderige tuinen van Madeira zijn een lust voor het oog. De wandelaars kunnen hier hun hart ophalen op de paden langs de verschillende levada’s. Het eiland is gezegend met een mild klimaat. In twee weken tijd heb ik dit eiland gaan verkennen via verschillende excursies.

Wat direct opvalt bij de landing van het vliegtuig is dat het uiteinde van de landingsbaan op indrukwekkende palen staat. Het is landen tussen een hoge berg en de Atlantische Oceaan. De oorspronkelijke start- en landingsbaan was 1.600 meter lang. Een enorme brug met tweehonderd pilaren werd gebouwd om de bestaande landingsbaan te verlengen. In het jaar 2000 is deze opnieuw aangelegd en heeft nu een lengte van 2781 meter.

Ik ben aangekomen in het hotel nabij de hoofdstad Funchal. Vanuit dit hotel heb ik een mooi uitzicht op de stad Funchal, dat eigenlijk tegen een bergflank ligt. De eerste dag ga ik een wandeling doen langs een levada. De eerste wandeling loopt door de vallei bij São Jorge.

De aanleg van de zogenaamde levada’s (van het Portugese woord levar, dat “vervoeren” betekend) begon al in de periode van de eerste nederzettingen op Madeira. De meeste tegenwoordig te bekijken levada’s werden echter in de 20e eeuw aangelegd. Van de hoge bergen in het noorden naar het zonnige en droge zuiden van Madeira loopt zo’n 2400 kilometer irrigatiekanaal. Via deze kanalen kunnen de inwoners van Madeira het in het noorden overvloedig vallende regenwater gebruiken om in het zuiden akkers, wijngaarden en bananenplantages te bevloeien. Levada’s zijn voor Madeira zonder enig overdrijven de levensaders van het eiland. Naast die levada’s liggen smalle paden. Die kunnen heel smal zijn tot slechts 20 centimeter, maar zijn meestal wel iets breder. De paden zijn aangelegd voor de beheerders of Levadeiros van de kanalen, die de waterlopen ontdoen van takjes en blaadjes. Zij voeren de onderhoudswerken uit aan de levada’s, controleren het waterpeil en zullen het aanpassen door schotten te plaatsen. Via de schotten kan het teveel aan water wegvloeien. Ook zullen ze omgevallen bomen en struiken verwijderen. Soms wordt de levada beschadigd door vallende brokstukken van de soms steile bergflanken. De paden hebben inmiddels nog een 2e bestemming gekregen: als wandelpad. De levada’s voeren langs prachtige vergezichten, door bossen, over bergen en soms zelfs door tunnels in de rotsen. Het zijn uitstekende looppaden. De wandelpaden op sommige plaatsen zijn niet goed en veilig ingericht. Ze lopen af en toe langs steile berghellingen en sommige zijn uitgehakt in loodrechte rotswanden. Men plaats wel een omheining langs de steile bergwand naar beneden. Op sommige plaatsen is er wel onderhoud nodig aan de omheining om het veiliger te maken. Ja, hoogtevrees heb je best niet op deze plaatsen. Het is ook mogelijk dat het smalle pad langs het irrigatiekanaal opeens kan ophouden, zodat je een stukje over de levadamuur moet lopen. Op sommige wandelingen ga je naar de bron toe wandelen. Je zal dan terugwandelen langs dezelfde weg. Je komt dan uiteraard vooral op de terugweg wandelaars tegen die nog naar de bron wandelen. Dan moet je bij smalle passages op het wandelpad soms wachten om die andere wandelaars door te laten.

De levada’s worden tegenwoordig nog steeds van water voorzien door natuurlijke bronnen en grote waterreservoirs, die voor een gelijknamige watertoevoer zorgen. Voordat het water de akkers bereikt, heeft het al een ander nuttig doel gediend: het opwekken van stroom. Een betere toepassing van deze energiebron is bijna niet denkbaar.

Om de boeren op een zo eerlijk mogelijke manier van water te voorzien werd al snel een levadarecht ingevoerd, dat tegenwoordig nog in essentie bestaat. De Levadeiros onderhouden het complexe kanalenstelsel en zien toe op de verdeling. Je kan soms een buis zien lopen vanuit het levada kanaal over het wandelpad naar de akkers of terrassen toe. De betaling gebeurd niet volgens de hoeveelheid water dat je nodig hebt, maar wel volgens de nodige tijd van bevloeiing. Heb je betaald om je akker 20 minuten te laten bevloeien, dan krijg je maar 20 minuten water vanuit de levada.

De kanalen werden in eerste instantie door slaven gegraven en onderhouden. De rijke grondeigenaars waren de eigenaars van de kanalen. Zij beslisten daardoor aan wie zij water leverden (en tegen welke prijs). De kanalen worden, sinds ze gebouwd en gegraven werden, permanent onderhouden. Sinds de overheid (niet zonder slag of stoot) controle overnam over deze bron van leven, is het onderhoud ervan ook in de handen van de overheid.

Men kan tijdens de wandeling soms paaltjes tegenkomen, die dienen om aan te geven op welk niveau het water staat (“level marker”). Met behulp van deze paaltjes zorgen ze voor een goede stroming in het levadakanaal.
De wandelingen gebeuren steeds onder begeleiding van een berggids. Deze wijzen op de gevaren tijdens het wandelen. Tijdens de wandeling komen we verschillende bomen, planten en bloemen tegen. Eveneens is het mogelijk dierengeluiden te horen. In Madeira komen we veel de Afrikaanse lelies tegen. Het krijgt ook wel de naam liefdesbloem. De oorspronkelijke inwoners van Zuid-Afrika pasten de bloem toe bij liefdesaangelegenheden. Grofweg kennen we twee kleuren bij de Afrikaanse lelie: blauw en wit. Blauw is niet altijd hetzelfde blauw! Licht- en donker-, violet- of lila en paarsblauw. De witte daarentegen kan sneeuwwit zijn of met een paarse gloed over de knoppen. De bloeiwijze bestaat uit een scherm van bloemen in klok-, buis- of trompetvorm. We komen ook de paardenbloem en de boterbloem tegen, maar op Madeira zijn ze groot en vooral de paardenbloem groeit wel hoog. Zeg maar een reuze paardenbloem en een reuze boterbloem. Ook langs de wegen of wandelpaden komen we zowel witte als blauwe hortensia’s tegen. De Afrikaanse lelies en hortensia’s zijn op verschillende plaatsen aangeplant.
Aan het begin van de eerste wandeling in de vallei bij São Jorge zien we een grote waterreservoir waarin het water van de levada stroomt. Van hieruit vertrekt er dan een nieuwe levada. Ook zien we hier een waterzuiveringsinstallatie. Het is namelijk niet aan te raden om van het water te drinken dat in de levada’s stroomt. Je kan zelfs de afgevallen bladeren zien meedrijven in het water. Op sommige plaatsen merk je ook dat er regenwater vanuit de bergen op de rotswand zichtbaar is en naar de levada stroomt. De levada kronkelt zich door het landschap en op een gegeven moment moeten we door een waterval lopen. Je wordt wat nat, maar dit droogt wel. Op het einde van de wandeling zien we de stroming van een bergrivier. Na een pauze van 30 minuten keren we langs dezelfde weg terug. We zitten in het noorden van Madeira. Je voelt dat het hier kouder is dan in het zuiden van Madeira. Zo leeft in Madeira 10% van de bevolking in het noorden en 90% in het zuiden.
De volgende dag doen we terug een wandeling, nl boven de Rabaçal vallei van het westerse plateau. Tijdens de wandeling zien we prachtige vergezichten nabij Rabaçal. Op deze vlakte staan de koeien te grazen. Niet verwonderlijk dat je naar de grond moet kijken om niet in de koeienstront te trappen. De koeienstront lag ook op het wandelpad langs de levada. Het zijn zoals landmijnen, je wil er niet op trappen. Zeg maar “espetada” tegen de koeien en je zal ze zien weglopen, want het koeienvlees wordt gebruikt om de espetada brochette te maken voor op de BBQ. Vervolgens gaan we wandelen langs een andere levada die breder en dieper is dan de vorige. Ditmaal zitten we in de schaduw en komen terecht in het Laurissilva bos van de westelijke hoogvlakte. We kunnen in deze levada ook de forellen zien zwemmen en dit soms tegen de stroom in. We zien dat deze levada uitmondt in een grote forellen vijver. Een moeilijke passage tijdens deze wandeling is een smalle trap die gebouwd werd naast de levada, die hier met hoge snelheid naar beneden stort. Op het einde van deze levada zien we een brede en prachtige waterval van ongeveer 10 meter hoog. Hier hebben we voor een half uurtje gepauzeerd en onze picknick gehouden. In het gevormde meer nabij de waterval kon je gerust zwemmen in het water. Je kon ook naar boven klauteren waar de waterval begon en zo een sprong doen van ongeveer 10 meter naar beneden in het water. Ik zag het sommige dapperen doen. Echt voor durvers!

Na de picknick keren we een kort stuk terug langs deze levada. Na een tijdje verlaten we deze levada door langs een zijweg steil naar boven te wandelen en komen dan op een andere vlakte terecht. Vervolgens lopen we op een pad dat bijna volledig overgroeid is met prikkelende struiken. Nadien zien we een nieuwe levada. Opvallend is dat deze geen betonnen bedding heeft zoals alle andere en het water volgt zoals een kronkelende rivier zijn eigen weg naar beneden. Je merkt dat er in de levada ook een pijpleiding ligt, die voor het transport zorgt van zuiver en drinkbaar water. Het was mogelijk om je waterfles aan een kraan te vullen met drinkbaar water afkomstig uit de pijpleiding. Het is één van de oudste levada’s van het eiland. Het is in privé bezit en is dus niet eigendom van de overheid. Hier kunnen we ook weer genieten van het prachtige landschap. Het was vooral genieten van de bewegende wolkenformatie tussen de bergtoppen. Deze wandeling is zeker een aanrader omdat we een variërend landschap zien en ook verschillende levada’s.

Funchal ligt in een natuurlijk amfitheater, open naar zee en omringd door groene bergen. De huizen liggen dicht tegen mekaar op de hellingen van een brede baai. Funchal werd genoemd naar een kruid dat venkel “Funcho” heet dat men aantrof toen het eiland werd ontdekt. Tegenwoordig wordt dit kruid gebruikt om de traditionele venkelsnoepjes te maken, overal op het eiland te verkrijgen. Funchal is schoon, modern en was historisch de belangrijkste haven van Madeira, maar nu is het voornamelijk een bestemming voor cruiseschepen.

Mijn hotel biedt een panoramisch uitzicht op de stad Funchal en op de Atlantische Oceaan. Vanuit mijn hotel ben ik dan naar het stadscentrum van Funchal gewandeld. Bij het naar beneden wandelen in de straat moet je wel oppassen, want deze straat heeft geen voetpad, zodat het niet veilig is om er te wandelen. In Funchal wandel ik van de haven verder tot het fort van São Tiago. Het gebied wordt in het oosten afgebakend door dit fort. Het fort is gebouwd tussen 1614 en 1637 in een tijd dat Engelse en Franse piraten het eiland bedreigden. Tegenwoordig herbergt de vesting een museum voor hedendaagse kunst. Bij het verder wandelen kom ik dan terecht in de oude stad van Funchal of Zona Velha, ooit een arme visserswijk, maar nu een populair uitgaansgebied. Funchals Zona Velha of oude stad was het centrum van de eerste nederzetting op Madeira. De ooit verloederde visserswijk heeft zich tegenwoordig ontpopt tot een populair uitgaansgebied. Het is voor mij het kleurrijkste gebied van de stad. Wat vooral opvalt zijn dat deuren, garagepoorten of muren versierd zijn met schilderingen van plaatselijke kunstenaars. Zelfs zijn er creatieve kunstwerken te zien uit ijzerwerk aan de deuren. Eveneens heb ik hier een parkeermeter gezien die volledig beschilderd was met verschillende vissoorten. Op een plein in de oude stad lag de Capela do Corpo Santo. De oorspronkelijke kapel werd in de late vijftiende eeuw opgericht en is toegewijd aan de lokale vissers hun patroonheilige, San Pedro Gonçalves Telmo. Het enige wat overblijft van het oorspronkelijke gebouw is het gotische portaal, dat wordt verondersteld te dateren uit de late zestiende eeuw. Het is hier leuk om te kuieren. Je kan hier ook verschillende visrestaurants vinden. Ook de kerk Igreja do Socorro kan je hier bewonderen.

Vervolgens zijn we op zoek gegaan naar de lokale markt hier in Funchal. Deze bevindt zich op het einde van de oude stad. De grootste markt in de hoofdstad Funchal van Madeira is de ‘Marcado dos Lavradores’. De markt is gevestigd in een opvallend gebouw in art-decostijl. Bij de ingang verbeelden blauwwitte azulejo’s scènes uit het boerenleven en markttaferelen. Azulejo’s zijn keramiektegels die vanaf de 16de eeuw vanuit Spanje werden geïmporteerd. Veel traditionele azulejo’s tonen landelijke motieven. Elke dag, behalve zondag, worden er hier allerlei verse groenten, heerlijk fruit, bonte bloemen, verse vis, souvenirs en alle andere streekproducten van de regio aangeboden. Op vrijdag is er een drukke boerenmarkt, waar de lokale boeren hun groenten en fruit aanprijzen en verkopen. De bloemenverkoopsters buiten en in de in 1940 geopende markthal dragen nog steeds dezelfde traditionele roodbonte klederdracht, precies als op de azulejo’s. Bloemenmeisjes worden ze genoemd, maar eigenlijk zijn het al bij al ferme en oudere vrouwen, die achter hun marktkraam de bloemen verkopen.
Natuurlijk ontbreekt het aanbod van het symbool van Madeira niet op deze markt. Dit is de paradijsvogelplant ‘Strelitzia’. Op de bovenverdieping bieden de verkoopsters gedroogd fruit aan om te proeven.

Aan de achterkant bevindt zich de met marmer beklede vishal. Op de vismarkt heerst er een drukte onder de vissers die hun verse vangst deskundig in moten hakken. Vooral tonijn en de angstaanjagende zwarte degenvis of zwarte haarstaartvis gaan over de toonbanken. Het is eigenlijk een lelijke vis. Deze zwarte degenvis noemt men hier espada. Je ziet hier dat ze schrobben en langdurig wrijven over de vis om zijn zwarte vel te verwijderen. Ze kuisen dan de zwarte degenvis verder onder de waterkraan. Zwarte degenvissen danken hun naam aan het hele lange en platte lichaam (gewoonlijk meer dan 70 cm lang) en de glanzende schijn van het vel zonder schubben. De puntige kaak is gewapend met scherpe tanden. De zwarte degenvis plant zich voort in de buurt van de Azoren en trekt dan richting Schotland. Ze worden geslachtsrijp vanaf 80 cm (als ze 6 jaar oud zijn). De soort leeft in de waterlaag dicht bij de bodem, op dieptes tussen 200 en 1600 m. Ze jagen op vissen die samenkomen op de hellingen van onderzeese vulkanen, daar waar koude en warme waterstromen zich mengen.

Op verschillende plaatsen in de stad kan je kraampjes vinden waar ze vooral verschillende fruitsoorten verkopen. We wandelen verder in de winkelstraten van Funchal en passeren enkele historische gebouwen zoals de kathedraal Sé van Funchal. Hier was er momenteel een kerkdienst bezig. Sé in het Portugees komt van het Latijnse woord sedes, dat zetel (bisschopszetel) betekent. De kathedraal werd in 1514 ingewijd en was de eerste Portugese kathedraal overzee. De sobere, bijna strenge buitenkant toont contrasten in de vorm van wit pleisterwerk en donker basalt. Boven het gotische hoofdportaal pronkt een sierlijk rozet en helemaal bovenaan zie je het kruis van de Orde van Christus. Dit kruis staat tegenwoordig overigens ook op de vlag van Madeira. De massieve vierkante toren is bekroond met een spits die bedekt is met in geometrische patronen gelegde tegels. Het interieur is indrukwekkend. Bijzondere aandacht verdient het prachtige, uit inheems hout gesneden plafond. Ook de sluitstenen in het koorgewelf met het kruis van de Orde van Christus zijn mooi. Je kan hier ook in de stad bedelaars vinden. Ik zag ze bedelen nabij de ingang van de kathedraal.

Een ander belangrijk gebouw dat hier de aandacht trekt is het Paleis van São Lourenço. Dit voormalige fort dat later dienstdeed als paleis, werd gebouwd tussen 1489 en 1496. Voor dit gebouw staan er militairen op wacht. In het begin van zijn geschiedenis diende het fort van São Lourenço als woonplaats voor vele kapiteins en gouverneurs van het eiland en later werd het geleidelijk aan het nationaal residentieel paleis. Het gebouw werd erkend als National Monument in augustus 1943. Vandaag is het nog steeds één van de best bewaarde voorbeelden uit de 15de eeuw, en doet het dienst als de officiële residentie van de Eerste Minister en het Militaire Commando van Madeira. Hier bevindt zich ook het militair museum.
De vlag van Madeira bestaat uit drie even brede verticale banen in de kleurencombinatie blauw-geel-blauw met in het midden van de gele baan het kruis van de Orde van Christus. De blauwe banen symboliseren dat Madeira omgeven is door de oceaan en de gele baan symboliseert het gunstige klimaat dat voor welvaart heeft gezorgd. Het kruis herinnert aan twee kapiteins van prins Hendrik de Zeevaarder, die lid waren van de Orde van Christus. Op het eiland kan je naast de vlag van Madeira, ook de Portugese vlag zien.
We hebben ook nog een wandeling gemaakt naar het museum dat gewijd is aan de Portugese voetballer Cristiano Ronaldo. Hij werd in 1985 geboren in Santa Antonio, een verarmd stadsdeel van Funchal. Het museum, dat CR7 gedoopt werd, bevat allerlei objecten gelinkt aan Ronaldo’s leven zoals onder meer zijn gouden bal van 2008 en verschillende foto’s en filmpjes. Het pronkstuk van de collectie is een twee meter hoog wassen beeld van Ronaldo, dat centraal in het museum staat. Buiten aan de ingang kan je ook nog een standbeeld zien van de talentvolle voetbalspeler. Naast het museum bevindt zich het CR7 hotel. Ook de luchthaven in Funchal zal naar zijn naam genoemd worden. Na dit bezoek aan Funchal nemen we een taxi terug naar het hotel.
Bij de volgende excursie in de namiddag maken we eerst een stop aan Pico dos Barcelos, waar we een mooi panoramisch uitzicht hebben op Funchal. Nadien rijden we landinwaarts naar Eiro do Serrado, dat boven Curral das Freiras uittorent. Op weg hiernaar zie je verkeersborden van vallende stenen. De buschauffeur moest langs de weg stoppen om een klein ontstane brand te blussen, waarschijnlijk ontstaan door een brandende sigaret die is weggegooid. Ja in het zuiden van Madeira staat alles droog. Weer een beangstigende rit met steile afgronden. Gelukkig is het niet de eerste maal dat buschauffeur hier rijdt, wel de tweede keer. Het dorpje Curral das Freiras is gebouwd in de krater van een gedoofde vulkaan, ook wel “nonnendal” genoemd. Deze naam is ontstaan toen kloosterlingen van Santa Clara in 1566 Funchal hadden ontvlucht bij een aanval van rovers, om zich te vestigen in dit verborgen dorp dat enkel via een klein wandelpad bereikbaar was. Het staat hier vol met kastanjebomen en ieder jaar wordt er op 1 november een Kastanje-festival gehouden. Vele traditionele recepten maken gebruik van kastanjes en je kunt er zowat alles mee maken, vooral likeuren, cakes, puddingen en soepen. Zelf heb ik hier kunnen proeven van een kastanje-likeur met een stukje honingkoek. Vervolgens zijn we gaan kijken naar het “nonnendal” op het uitkijkpunt van Eiro do Serrado, en dit op 1094 m hoogte. Echt indrukwekkend dit uitzicht! Beneden zie je een uitgedroogde rivierbedding en de kronkelende wegen in het landschap.
Nadien rijden we naar het vissersdorp Camara de Lobos. De naam van dit dorpje is afgeleid van “Lobos Marinho” of letterlijk vertaald “zeewolven”. En inderdaad, toen het eiland werd ontdekt, leefde er in de baai van dit dorp een kolonie zeehonden. Camara de Lobos is een belangrijk en pittoresk vissersdorp gelegen 9 km ten westen van Funchal. Het is beroemd geworden door de schilderijen gemaakt door Sir Winston Churchill, die in de jaren 1950 enige tijd in het dorp verbleef. Camara de Lobos was de favoriete plaats van Churchill om te schilderen. Er is een monument ter ere van hem opgericht in het dorp. Op de bovenste hellingen rond het dorp worden bananen en wijndruiven geteeld. De omgevingsuitzichten illustreren de vulkanische oorsprong van het eiland. De dorpsbewoners leven er van de visvangst. Overdag sieren felgekleurde vissersboten de baai en ’s nachts wordt er uitgevaren om op espada te vissen. We zijn hier een bar binnengegaan en hebben kunnen zien hoe ze de lokale drank Poncha maken. Poncha wordt gemaakt met rietsuiker, rum, honing en vers citroensap. Om Poncha te bereiden is er een speciale houten stok nodig om de ingrediënten goed te mengen. Poncha is het meest typische en welbekende drankje van Madeira. Men zegt dat vroeger, als de dorpsbewoners op het land werkten in de bergen, waar de temperatuur veel lager ligt, ze een fles Poncha meenamen om zo warm te blijven. Poncha staat ook bekend als een goed medicijn bij griep en verkoudheid. Hier hebben we kunnen proeven van een glas Poncha. Geef mij toch maar een pintje, dat smaakt toch meer. Nadien heb ik in het dorp nog een wandeling gedaan. De dorpskern en straten waren geplaveid met kasseien. Boven de verschillende straten, tussen de huizen, zag je versieringen met vlaggen en andere voorwerpen. Regelmatig zie je hier een bende oudere mannen bijeen staan langs de straat. Als je gaat kijken zie je dat er enkele aan het kaarten zijn. Zelfs taxichauffeurs heb ik in Funchal zien kaarten tijdens het wachten op een klant, waarbij ze de kofferruimte van de taxi gebruiken om de kaarten te leggen.

Vervolgens rijden we naar de stad Funchal waar we in een Tapas bar verschillende lokale specialiteiten kunnen proeven, zoals de espada vis, kabeljauw, gefrituurde maïs, makreel, aardappelen met een glas rode of witte wijn. Deze Tapas bar bevond zich dicht bij de marktplaats “Marcado dos Lavradores”.

De volgende dag vertrekken we op excursie en zullen kennis maken met de westkant van Madeira. We noemen Madeira wel het bloemeneiland, maar soms dacht ik dat je het ook wel het tunneleiland zou kunnen noemen. Kronkelende wegen, de vele tunnels en steile hellingen maken deel uit van het wegennet. Er zijn vele tunnels aangelegd, om bochten, klimmen en omrijden te vermijden. De wegen op Madeira zijn bijzonder goed, zeer net en goed onderhouden. Madeira heeft met Europese steun werk gemaakt van een prima wegeninfrastructuur. Bijna geen gevaarlijke toestanden, buiten de soms smalle en steile en bochtige bergwegjes, en de korte opritten op de autostrade waar men slechts tussen 80 en 100 km/uur rijdt. Ook kan het voorkomen dat er vallende stenen op het wegdek liggen, die van de berghelling naar beneden zijn gevallen. Verkeersborden geven het gevaar hier voor aan. We zijn zelfs onderweg ook een tunnel ingereden waar je zag dat deze manueel is uitgegraven met een houweel, zoals het vroeger gebeurde.

Onderweg zien we ook veel bananenplantages. Je merkt op dat er stokken nodig zijn die de bananenboom op een berghelling ondersteunen. Het duurt ongeveer 11 maanden voordat een banaan volgroeid is en geoogst kan worden. De bananenstengel produceert slechts één keer een tros bananen. Voor de volgende trossen moet de moederstengel afgesneden worden nadat daar een nieuwe scheut gevormd is die op haar beurt de volgende bananentros zal vormen. Vanuit de ondergrondse stengel worden zijscheuten gevormd, deze worden afgenomen en opgekweekt tot nieuwe planten. Je ziet de blauwe zakken over de bananentrossen die de bananen moeten beschermen tegen insecten. Op de verschillende hoogtes hier op Madeira zullen er andere planten en boomsoorten groeien. Alles kan hier groeien, afhankelijk van de hoogte.

De meeste huizen die we zien, hebben een crème witte, oker geel of licht roze kleur, voorzien van luiken. De dakpannen zijn oranje en op de hoeken van het huis op het dak kan je oranje beelden van duiven zien. Op andere daken zie je kleine oranje beelden van kinderen op het dak. Vroeger werd dit gedaan om hun huizen te beschermen tegen boze geesten. Het geloof hierin is nu verminderd en nu dienen deze kleine beelden op de daken enkel als versiering. Boven de deurportiek zie je terug de azulejo’s. Het zijn keramieken tegels waarop verschillende soorten taferelen geschilderd zijn. Vaak gebeurt dit met blauwe verf. De tegels worden zowel op de binnenmuren als op de buitenmuren van huizen, kerken en andere gebouwen aangebracht. De Moren brachten de kunst van het beschilderen van gepolijste tegels mee vanuit het Perzische Rijk. De naam azulejos zou zijn afgeleid van het Arabisch “Az-zulayi” (kleine steen) of van het Portugese “azul” (blauw).

We komen aan in de stad Ribeira Brava. De beek die het stadje zijn naam gaf, is in de zomermaanden niet veel meer dan een stroompje, maar kan tijdens regenbuien in de winter al gauw uitgroeien tot een woeste rivier. Het is een kleine stad aan de zuidwestelijke kust van het eiland met steile bergwanden aan beide kanten, een opmerkelijke bezienswaardigheid. We passeren hier het Nationale Sportstadion van Madeira met uitstekende faciliteiten, die alle soorten sport en atletiek aantrekken. Aan zee, maar afgeschermd voor grote golven om veilig te zwemmen, is er een aangelegd zwart zandstrand en een promenade met cafés, snackbar en restaurants. Langs de promenade zijn de resten van een oud fort te zien. Het werd in de 17e eeuw gebouwd ter bescherming tegen zeerovers. Tijdens de wandeling door het stadje zie je enkele voorbeelden van de kenmerkende architectuur van Madeira: kleurrijke luiken, smeedijzeren balkonhekjes en mooi gedecoreerde gevels. Het geometrische stratenpatroon van Ribeira Brava is het resultaat van de grootschalige wederopbouw na de aardbeving van 1748, die bijna elk huis op Madeira ernstig beschadigde.

Ik breng daar een bezoek aan de plaatselijke kerk “Igreja de São Bento”, die algemeen beschouwd wordt als het best bewaarde en gepresenteerde regionale monument. Het ligt aan een plein met fraaie sierbestrating. Het bevat waardevolle schilderijen uit de 16de eeuw en is toegankelijk voor het publiek. Bezienswaardigheden in deze kerk zijn de preekstoel, het prachtige barokaltaar en enkele mooie azulejo’s.

Vervolgens rijden we verder naar de hoogvlakte Paul da Serra (op 1400 m) waar je prachtige vergezichten kan bewonderen. Je staat als het ware op de grens van het zuidelijke en het noordelijke gedeelte van Madeira.

Vervolgens rijden we naar Porto Moniz, dat een kleine en aangename plaats is op het noordwestelijkste punt van het eiland. De eerste blik op Porto Moniz is vanuit de lucht. Op het uitkijkpunt Miradouro da Santa heb je een spectaculair uitzicht op Porto Moniz. Je merkt bij het uitstappen uit de bus dat het hier kouder is dan in het zuiden.

Het dorp is omringd door kunstmatige rotspartijen, maar staat vooral bekend voor zijn natuurlijke vulkanische meren. Natuurlijke zwembaden, zeg maar, die bovendien een verzachtende werking op de spieren zouden hebben. De “Piscina Naturais”, een verzameling natuurlijke poelen tussen de rotsen, zijn vergroot en met elkaar verbonden. Porto Moniz heeft de veiligste haven aan de noordkust van het eiland en er is een heliport voor toeristen en voor noodgevallen.

Het historische Fort van João Batista werd gebouwd in 1730 als bescherming tegen piratenraids en is nu gerestaureerd en getransformeerd tot het Madeira Aquarium met meer dan 70 typische soorten. Het is niet groot, maar wel leuk om eens te zien.

Ik maak nog een wandeling in de stad naar de plaatselijke kerk en ook langs de promenade waar je een ruime keuze aan cafés, restaurants, souvenirwinkels kan vinden. Er stonden hier langs de weg kraampjes, waar je de espetada kon kopen en vervolgens zelf op de BBQ kon leggen. Deze vleesspies is één van de meest populaire gerechten op Madeira. Vaak gemaakt van bief maar ook wel van varkenshaas of kipfilet. Op Madeira gebruiken ze verse laurier want dat is daar volop verkrijgbaar. Vaak is de spies die ze daar gebruiken ook een stok van de laurierplant/boom. Ze serveren de spies hangend en meestal krijg je er bolo do caco, een soort plat knoflookbrood bij.

Vervolgens rijden we verder naar het meest pittoreske dorpje São Vicente. Madeira’s noordelijke kust biedt een prachtig landschap met steile kliffen, watervallen en terrassen met wijngaarden. De watervallen kletteren vanaf de hoger gelegen kliffen zo’n 30 m of meer naar beneden. Je zag dat er een oude kustweg was langs de spectaculaire noordkust, die volledig was afgesloten voor het verkeer. Deze avontuurlijke route langs de kliffen is bijna volledig onbruikbaar als gevolg van steenslag. Tegenwoordig rij je naar São Vicente via een nieuwe weg die gaat via vele tunnels. Bij de doortocht in Seixal kon je watervallen bewonderen. Je merkt dat hier in het noorden de zee ook heviger te keer gaat dan in het zuiden, waardoor er soms water op de rijweg langs de kustlijn terechtkomt.

São Vicente is een mooi plaatsje gelegen in een dal in het Noorden van Madeira. Hoewel het om een kustplaats gaat, blijf je er steeds de indruk hebben dat je je in een bergdorp bevindt. Bruisend is São Vicente zeker niet te noemen, maar wel heel mooi gelegen omgeven van mooie natuur.
De naam is afgeleid van de gelijknamige Sint Vicentius die hier zou verschenen zijn. Bij de monding van een rivier herinnert een in 1694 gebouwde kapel, aan deze gebeurtenis.

In het centrum van het dorp zijn enkele kleine, verkeersvrije straatjes die uitnodigen tot een rustige wandeling. Sommige huizen dateren uit de 18de eeuw net als het kerkje van São Vicente. De kerk lag aan een klein pleintje. Je kon een kijkje nemen binnen in de kerk met zijn prachtige plafondschilderingen. Achter de kerk bevond zich een kerkhof waarop ik ook gewandeld heb. Staat er op het graf een zwart kruis, dan betekend dat er een getrouwd iemand is begraven. Zie je een wit kruis op een graf, dan is dit de begraafplaats van een kind of van iemand die niet getrouwd is. Crematie wordt er wel in Funchal gedaan en hier betaal je 3000 Euro voor.

We rijden verder en passeren de plaats waar de beroemde grotten van São Vicente zich bevinden. Deze ondergrondse lavatunnels zijn jaren geleden ontdekt. De grotten zijn het resultaat van een vulkaanuitbarsting van duizenden jaren geleden. Je zag hier machines langs de weg die vulkanisch gesteente malen tot fijn poeder. Nadien rijden we terug naar de zuidkust van Madeira. De laatste stop houden we bij Cabo Girão, beroemd om zijn zeeklip. Hier heb je een recent gebouwd uitkijkpunt over de oceaan. Het is de op één na grootste klif ter wereld met een hoogte van 589 meter en de hoogste klif van Europa. Het is een populair uitzichtpunt met een spectaculair panoramisch uitzicht over de Atlantische Oceaan. Duizelingwekkend ook. De vloer bestaat uit open roosters en glas.

De Madeira wijn wordt op het eiland Madeira gemaakt. Het is het visitekaartje van het eiland! Oorspronkelijk werd de wijn van 4 soorten druiven gemaakt, variërend van zoet tot droog. Vandaag worden de meeste Madeira wijnen van 1 druif gemaakt, de Tinta negra, waarvan 4 smaaktypes worden afgeleid. De honingcake “bolo de mel” zou het oudste dessert van Madeira zijn. De cake werd populair op het moment dat het eiland de belangrijkste suikerproducent was. Traditioneel werd de lekkernij gemaakt met suiker, nu met honing.

De volgende dag vertrekken we naar de Oostkant van Madeira. Eerst rijden we naar de Pico do Arieiro, die de op twee na hoogste berg van Madeira is, met een hoogte van 1818 meter. Er loopt een weg tot bijna aan de top. Je kijkt reeds vanuit de bus met verbazing naar de indrukwekkende uitzichten en bijzondere kleuren van dit typisch vulkanisch landschap. De bus rijdt op de weg plots in de wolken, om daarna boven de wolken te rijden.

Op weg naar Pico do Arieiro zien we een unieke steengroeve (ziet er uit als een enorme iglo) die ook wel bekend staat als Poço da Neve. Deze iglo werd gebouwd door een Engels gezin dat het ooit gebruikte om ijs, sneeuw en hagel uit de bergen op te slaan. Op de top van de berg werd in 2011 een radarstation voor luchtdefensie gebouwd. Je kan hier dan ook deze reusachtige bol bewonderen. Het uitzicht rondom is adembenemend, de wolken drijven vaak over de schitterende bergachtige rotsformaties. Bijna onmogelijk om het goed te beschrijven. De kale rode lavavelden en sintels van Pico do Arieiro zien eruit alsof ze net uit een oven zijn gekomen. Een dun laagje gras probeert uit alle macht de klinkerachtige oppervlakte te bedekken en de geologische lagen tonen een bijzondere afwisseling van kleuren, zoals diep-oranje, kopergroen, chocoladebruin of roze. De Pico do Arieiro is één van de meest bezochte plaatsen op het eiland, mede door de uitstekende toegankelijkheid, het adembenemende uitzicht en de bekende natuurpaden naar Pico das Torres (1851 m) en Pico Ruivo (1861 m), respectievelijk de tweede en de hoogste piek van het eiland. In het westen bevindt zich de diepe kloof die afdaalt naar Curral das Freiras. Het dorp zelf is niet te zien, al zijn de glooiende terrassen in de verte net zichtbaar. Hier vertrekt een wandelpad die een verbinding vormt tussen de drie bergen. Dit is enkel een wandeling voor ervaren wandelaars. De meesten die hier vertrokken hadden een wandelstok bij de hand.
Op de top kon ik hier ook het slangenkruid of “Echium candicans” bewonderen, de trots van Madeira. De plant ziet eruit als verschillende maïskolven met lila tot hemelsblauwe bloemen erop, die aan het einde van de grijs bebladerde scheuten verschijnen. Het is een meerjarige plant, die endemisch is voor het eiland Madeira. De plant kan tot 2,5 meter hoog worden en is de grootste Echium-soort op Madeira. Hij komt vooral voor in het Laurisilva, het oorspronkelijke laurierbos op Madeira. De bloemen van alle struikvormige Echium-soorten zijn lila tot hemelsblauw. Ook witte of wit gestreepte bloemen komen voor. Op verschillende plaatsen merk je dat hij uitgebloeid is.
Je merk dat Madeira een rustig en relaxed eiland is. De meeste bewoners van Madeira hebben geen geld, maar zijn wel gelukkig. Ze verdienen gemiddeld 500 à 600 Euro per maand, wat niet veel is. Hier zijn ze enkel bekommerd over eten en drinken en niet over andere zaken.
Madeira is autonoom en heeft een eigen president en een eigen regering. Voetbal is de belangrijkste sport op Madeira. Op gebied van voetbal zijn ze verbonden met Portugal en staan ze achter het Portugese nationale voetbalteam, dat deze zomer Europees kampioen is geworden. Als ze op Madeira geld nodig hebben, dan is men meer verbonden met Europa. Ja, de tunnels hier zijn er gekomen met het geld van Europa.
Vervolgens rijden we met de bus naar Ribeiro Frio. Het betekend “koude rivier” en het is aan deze rivier dat het Staatsbosbeheer een forellenkwekerij heeft aangelegd. We zijn eerst een kijkje gaan nemen naar de verschillende forelvijvers. De visbassins worden gevuld met helder water uit de beek. Een ingenieus sluizensysteem op de helling leidt de vissen tijdens hun groei van bassin naar bassin, tot ze uiteindelijk in grote ronde bassins terechtkomen. Het wemelt in de rechthoekige bassins van kleine forelvisjes. Het is leuk om te zien hoe de vissen, die wel 40 cm lang kunnen worden, rondzwemmen in de bassins, die via smalle kanaaltjes met elkaar zijn verbonden. Met zijn bloembedden en buxushagen lijkt het geheel in de verste verte niet op een industriële forellenkwekerij.
Nadien doen we een kleine wandeling langs de levada naar Balcões, wat balkon betekend. Dit beroemde uitkijkpunt is een 870 meter hoog punt, waarbij we als het ware letterlijk vanop een balkon neerkijken op de diepe dalen en zelfs tot aan de zee. Het begin van de wandeling ligt tegenover de forellenkwekerij. De route staat met een bord aangegeven en de wandeling duurt ongeveer 30 minuten. Langs de wandelpaden hier kom je verschillende soorten laurierbomen tegen. Onderweg naar Balcões wordt je afgeleid door de planten, varens, bloemen en mossen op de route. Het pad is over het algemeen breed en vlak. Onderweg zagen we een huis waarvoor een oud vrouwtje zat te breien. Je kon al haar gebreide mutsen kopen. Eveneens verkocht ze lokale producten om van te eten. Als we op het balkon staan dat hebben we een waanzinnig uitzicht over het eiland. Is dit de hemel, vanwaar we een blik kunnen werpen op de aarde? We zien de groene heuveltoppen en vanaf hier in de verte zien we een elektriciteitscentrale. Het water afkomstig van de bergen wordt opgevangen in waterreservoirs en gebruikt voor het opwekken van elektriciteit. De vogels vliegen hier ook boven onze hoofden. De vogelspotters komen hier zeker aan hun trekken. De vinken voelen zich hier thuis en worden altijd waargenomen. Daarnaast is dit hier één van de betere plaatsen voor het waarnemen van zeldzame vogels zoals de trocazduif en de kleinste vogel van Madeira, het vuurgoudhaantje.
Na de wandeling en het stillen van onze dorst met een lokaal biertje, trekken we verder naar Santana. Dit dorp ligt op een 412 m hoog kustplateau en is vooral bekend omwille van de typische huisjes. Ze zijn driehoekig en hebben een dik strodak dat aan de zijkanten tot aan de grond reikt. De gevel is wit, met rode deuren en luiken. De ramen zijn omzoomd door een blauw kader. Oorspronkelijk stammen ze uit de 16de eeuw. Vroeger werden deze huisjes bewoond door boeren, vandaag is het een toeristische attractie. Met de bus passeren we het enige typische huis dat nog bewoond is. De bewoner van dit huis is een oude man, die steeds buiten zit op zijn rieten stoel. Bij het passeren van onze bus wuifde hij naar ons en gaf met zijn handen aan dat we welkom waren om een kijkje te nemen in zijn huis. Deze man zou zeer trots op zijn huis. Daarna rijden we naar het dorpsplein van Santana waar we een kijkje hebben kunnen nemen in de typische huisjes. Nu doen ze dienst als souvenirshops voor toeristen. In “Casa das Flores” kan je allerlei verschillende bloemen kopen. Voor de huisjes ligt er een aangelegde bloementuin, dat rondom voorzien is van een houten omheining, dat wel bij het geheel past. Er lopen hier ook vrouwen in typisch traditionele klederen rond, die verschillende souvenirs trachten te verkopen aan de toeristen. Op het dorpsplein staat er ook een podium en verschillende eet en drinkkramen. De straten zijn versierd met vlaggen. Eén van de grootste traditionele folklorefestivals wordt hier jaarlijks gehouden in juli en er worden vele folkloregroepen uitgenodigd om deel te nemen, niet alleen van Madeira maar ook uit andere streken of landen.

Nadien rijden we naar een landhuis Quinta do Furão. Het doet nu dienst als hotel en ligt aan de wijngaarden. Hier ervaar je een sfeer van rust. Het ligt bovenop een klif, met een sensationeel en verrukkelijk uitzicht op de oceaan en de kust. Je ziet zelfs een waterval die in de zee stroomt. Ten noorden van Madeira zal je geen pleziervaarten zien, omdat de zee hier heviger en woester te keer gaat. Alle pleziervaarten blijven ten zuiden van Madeira, waar de zee kalmer is.

We zijn met de groep gaan eten in een restaurant waar we een uitzicht hadden op de kustlijn. Hier hebben we de espada vis met zoete aardappelen gegeten. Ook het dessert dat we geserveerd kregen was lekker. Het eten over het algemeen in Madeira is lekker. De keuken blinkt uit in eenvoud: geen opsmuk, maar pure smaken! Op je bord ligt gegrilde vis of een sappig stukje vlees, veelal vergezeld van een flinke portie rijst en verse kleurige groentjes. Ook éénpansgerechten en stoofpotjes zijn hier populair en een streling voor de tong. En uiteraard daar hoort een passend wijntje bij.

We zetten onze tocht verder in het noorden van Madeira en komen aan in Porto da Cruz, een charmant dorp gelegen aan de noordoostelijke kust van het eiland. Porto da Cruz kan je vertalen naar “Haven van de Kruizen”. Het is genoemd naar het kruis dat aan de kust werd geplaatst om de haven aan te geven voor de Portugese ontdekkingsreizigers. Een van de vele landbouwproducten hier was suikerriet en tot vandaag is de verwerkende fabriek nog steeds volop operationeel. Men produceert er rum en honing-melisse sinds 1927. Naast suikerriet produceert men hier ook een droge rode wijn, ook bekend als ‘vinho seco’. Deze is zeer populair en ieder jaar wordt er in dit dorp een druivenfestival gehouden. Tijdens de kolonisatie in 1425 werd suikerriet geïntroduceerd op Madeira. Het eiland werd een belangrijke producent en leverancier van wat historisch bekendstond als het ‘witte goud’. Dit land was erg moeilijk te bewerken en er werden slaven aangevoerd uit Afrika om te werken op de suikerrietboerderijen en molens. In die tijd werd suiker als een luxeproduct beschouwd en naarmate de plantages groter werden werd deze industrie van groot belang voor de plaatselijke economie.

We brengen hier een bezoek aan deze rum fabriek. Rum is een sterke drank die wordt bereid uit de bijproducten van suikerriet of soms uit vers suikerriet sap of suikerrietsiroop. Door fermentatie ontstaat alcohol, en door destillatie verkrijgt men dan een drank met een hoger alcoholgehalte, tussen de 65 en de 95 volumeprocent. Meestal wordt de rum rond de 40 volumeprocent alcohol gebotteld. Je kan hier de destillatieketels en de machines zien om de ruwe onderdelen van honing (rietsiroop), melisse en rum te verwerken. Momenteel staan de machines stil en is er geen productie. Nadien kunnen we in het rum huis een Poncha gaan proeven, dat gemaakt is uit oa rum. Je kan hier de rum, Madeira wijn en andere lekkernijen kopen. Volgens de bewoners van Madeira moet je Poncha drinken als je ziek bent om te genezen. Dit is natuurlijk niet waar. Als je er veel van drinkt weet je niet meer dat je ziek bent. Dus hebben ze toch een beetje gelijk.

Onderweg kunnen we suikerrietplantages zien. Opmerkelijk was ook dat er een ananasplant langs de rijweg groeide. We rijden nu door een tunnel van 3 km lang en dit is de langste tunnel in Madeira. Aan het einde van de tunnel is er altijd licht. We passeren met de bus Machico. Dit was de plaats waar Kapitein Zarco en zijn bemanning in 1420 voor het eerst de Portugese vlag op het eiland plantten en het was van 1440 tot 1496 de hoofdstad van het oostelijke deel van het eiland. Machico was vroeger de hoofdstad van Madeira. Tegenwoordig is het een bedrijvige stad met een mooi historisch centrum en een kunstmatig aangelegd, goudgeel zandstrand, dat we vanuit de bus konden zien.

Nabij de luchthaven op een berm kan je verschillende zwanennekbloemen zien. De lange bloem, die bestaat uit duizenden kleine bloemetjes, groeit uit een dikke knop, midden in de yuccaplant. Doordat hij blijft groeien en bloeien wordt hij topzwaar en buigt dus naar beneden en wordt dan een zwanennekbloem. We rijden nu onder de landingsbaan van de luchthaven. Je kan de indrukwekkende palen zien waarop de landingsbaan staat. Onder de landingsbaan zien we een scheepswerf. Er zouden onder de landingsbaan ook al concerten gehouden zijn.

Tijdens het avondeten in het hotel konden we genieten van het optreden van 2 gitaristen en een fadozangeres. De fadomuziek met zijn passionele klanken is ontstaan rond 1829 in de arme Portugese wijken. Fado is afgeleid van het Latijnse fatum, betekent zoveel als lot, of beter gezegd het noodlot, vertaald in de fadomuziek. De fado is het 150 jaar oude nationale levenslied dat tot op vandaag nog bijzonder populair is. De fado geeft uiting aan gevoelens van verdriet, heimwee en weemoed, maar het kan evengoed ook speels en vrolijk klinken.

De volgende dag ga ik naar Funchal en ga op eigen houtje naar Monte. Hiervoor ga ik naar de Telefrico, een moderne kabelbaan die je van Funchal naar het mooie bergdorpje Monte brengt. Tijdens deze tocht heb je een mooi overzicht op Funchal en de dichte bebouwing op de berg. Ik zag vanuit de kabellift zakken cement verspreid op het wegdek liggen. Een vrachtwagenchauffeur had zijn lading verloren na het nemen van een scherpe haarspeldbocht. Eerst ga ik een bezoek brengen aan de fantastische Monte Palace Tropical Garden. Deze begon als de Quinta do Prazer (huis van plezier), een huis dat eind 18e eeuw in de heuvels werd gebouwd door de Engelse consul Charles Murray. Nadat de quinta dienstdeed als hotel en kantoren van de overheid, werd het landgoed in 1987 gekocht door de ondernemer José Berardo, op Madeira beter bekend als Joe Gold, omdat hij een fortuin vergaarde door in Zuid-Afrika goud te winnen uit verlaten mijnen. Berardo besteedde een deel van zijn fortuin aan de restauratie van de uitgestrekte terrasvormige tuinen, plantte er een mengeling van inheemse en exotische tropische bomen, groef er meren en creëerde fonteinen, watervallen, grotten en Oosterse paviljoens. Het resultaat is een prachtige wildernis vol verrassingen. Langs een looppad kan je panelen zien die gedecoreerd zijn met antieke tegels. Deze geven informatie over belangrijke figuren in de geschiedenis van Madeira. Je kan hier ook een Afrikaans museum bezoeken met allerlei maskers en sculpturen. Een ander museum dat mijn aandacht trok was het mineralogisch museum met een prachtige collectie van mineralen, kristallen, fossielen en edelstenen. José Berardo had in passie in het verzamelen van mineralen. Hij stelt hier zijn collectie mineralen tentoon, die hij verzamelde over een periode van 15 jaar. Deze stenen zijn afkomstig uit verschillende continenten. Het is een lust voor het oog om de verschillende kleuren en geometrische vormen te zien. Echt een aanrader dit museum.

Toen ik in de tuin wandelde, hoorde ik het geluid van mensen die aan het genieten waren van de toboganrit naar beneden. Je had een goed zicht vanuit deze tuin hoe de bestuurders van de rieten slee (of toboggan) met een grote vaardigheid zich door de bochten manoeuvreren. Na ons bezoek aan de tuin wandelen we naar de kerk in Monte. Onderweg kom ik nog een accordeon muzikant tegen en een verkoper van aardbeien. Hij gebruikte de koffer van zijn wagen om zijn potjes met aardbeien uit te stallen en te versieren.

De kerk Nossa Senhora do Monte is de meest belangrijke kerk van het eiland. De kerk beschikt over een klein Mariabeeld op het altaar dat ieder jaar het middelpunt vormt van de Maria-Hemelvaart viering op 15 augustus. Elk jaar komen pelgrims van het eiland hier om te bidden voor het kleine beeldje op het hoogaltaar. Volgens de legende verscheen de Maagd Maria in de 15de eeuw hier aan een herdersmeisje. Anderen komen hier hun eer betuigen aan de tombe van keizer Karel I, de laatste keizer van Oostenrijk, die in 1922 als banneling stierf op Madeira. Zijn eenvoudige doodskist ligt in de kapel links van het schip, gedrapeerd met Habsburgse vlag en geflankeerd door brandende kaarsen. Je kan buiten de kerk een standbeeld van hem zien. Ik tel 53 treden op de trap naar het voorplein van de kerk toe. Ik ben in de kerk met de trappen naar boven geweest waar je een mooi zicht had over Funchal.

Tegenwoordig komen ook de inwoners van Funchal steeds vaker naar Monte om hier te genieten van de relatieve rust en de koelte. Vooral het schaduwrijke marktplein is hierbij zeer populair. Ik wandel naar het hoofdplein van Monte, dat beschaduwd is door platanen en omringd door cafés en winkeltjes met ambachtelijke producten. Hier is er ook toegang tot een andere tuin die je gratis kan bezoeken. Ik zag hier de bussen toekomen met de mannen die de rieten slee besturen naar beneden. Ik sprak met zo een man en hij vertelde mij dat hij de toboggan rit elke dag 5 à 6 maal doet. Je moest volgens hem wel een goede conditie hebben.

Onderaan de trappen van het kerkje van Monte, begint de afdaling met de toboggan. Dit zijn rieten manden die op een soort skilatten of houten glijders bestuurd worden door twee Madeirese mannen met typische witte broek, hemd en rieten hoofddeksel. De rit met een toboggan is een zeer populaire attractie onder toeristen en mag tijdens een bezoek aan het eiland dan eigenlijk ook niet ontbreken. Deze manier van reizen bestaat al sinds 1850 en is daardoor niet alleen heel erg leuk, maar ook nog eens een echt stukje geschiedenis van het eiland. Op oude foto’s zie je dat het wegdek vroeger uit kasseien was. Tegen de muur en onder een afdak langs de straat staan de verschillende rieten manden reeds klaar. De bestuurders van de rieten manden staan in de rij en zetten hun rieten hoofddeksel op om vervolgens nieuwe toeristen naar beneden te vervoeren. Ernest Hemingway omschreef de 2 km lange afdaling over de steile straten van Livramento als de meest enerverende ervaring uit zijn leven. Hoog tijd om het ook eens te ervaren. Deze belevenis is niet goedkoop voor een ritje van 10 minuten. De hoogste snelheid is ongeveer 10 km/u. Ze trekken de rieten slee vooruit met een touw. Wanneer de slee op snelheid is, dan besturen ze de slee achteraan met 2 mensen en gebruiken hun voeten om de draairichting van de mand te veranderen. Zij steppen als het ware de slee naar beneden en sturen deze ook bij langs geparkeerde auto's.
Deze mannen dragen speciale schoenen met heel dikke zolen die na een maand werken versleten zijn. Het wegdek zag er op sommige plaatsen glad en glanzend uit, door de wrijving van deze rieten manden met het wegdek. Op een gegeven moment is het wegdek minder steil en moeten de 2 mannen de slee vooruit trekken. Zit er veel gewicht in de mand, dan is het stevig trekken voor deze mannen. Vandaar ook dat ze een goede conditie moeten hebben. Op een kruispunt stond er iemand met een fluohesje aan om het verkeer tegen te houden en dit uiteraard voor onze veiligheid en hierdoor voorrang te krijgen. Ja, zo een rieten mandje in volle afdaling kan je niet plots doen stoppen. Langs deze éénrichtingsweg naar Livramento rijden er ook nog andere wagens of taxi’s. Ik had eigenlijk de snelheid harder verwacht, maar ik heb ervan genoten. Eigenlijk zat ik op mijn gemak in het rieten mandje. Je hebt zeker tijdens de afdaling niet de kriebels in de buik, zoals een wildwaterbaan in een pretpark. Beneden aangekomen kon je een foto kopen, die ze hadden genomen tijdens je avontuur. Je zag dan dat ze de rieten manden op de camion aan het stapelen waren en de bestuurders gingen naar de bus om alles en iedereen terug naar boven te brengen. Nadien ben ik te voet verder naar beneden gewandeld naar het centrum van Funchal.

’s Avond zijn we naar een restaurant gereden waar we kunnen proeven van de Espetada. Espetada is als het ware een reuzenbrochette. Rundvlees wordt met look en zout bereid boven een houtvuur en op een spies gezet. Je kan vanuit het restaurant in de open keuken kijken en zien hoe ze de Espetada klaarmaken. De spies van een traditionele espetada bestaat uit een laurierstok. (In het laurissilva vind je deze uiteraard in overvloed). Vaak wordt de spies opgehangen aan een staander die op tafel wordt gemonteerd. De drup van het vlees wordt opgevangen in een schaaltje of bord. De meesten kregen een metalen spies, sommigen een laurierspies. Het gerecht werd geserveerd met frietjes en een groentesalade. Daarbij kregen we ook een plat knoflookbrood. Als we aan het dessert begonnen, kwam er een folkloristische groep binnen in traditionele kledij. Ze begonnen met het folkloristisch dansoptreden dat voor de juiste sfeer zorgde. Een viertal mannen en een viertal vrouwen begonnen te dansen in het rond. De andere aanwezigen van de groep speelden op allerlei instrumenten. Leuk om deze folkloristische dansen te zien. Dit hoort gewoon bij Madeira.

De volgende dag gaan we terug een wandeling doen en deze start 5 km ten zuiden van Santana. De wandelroute loopt langs de levada do Caldeirão Verde en gaat van het onbewoonde boswachtershuis Queimadas en eindigt bij de Caldeirão Verde. Het is wandelen in het groene hart van het eiland. We krijgen van onze wandelgids een zaklamp, want we zullen tijdens deze wandeling door 3 tunnels moeten gaan. We lopen langs het boswachtershuis en steken een stroom over via een bouwvallige brug. Langs het pad staan laurierbomen, eiken en cipressen. We krijgen voldoende uitleg van de wandelgids over de verschillende bloemen en planten die we tegenkomen. In het begin van de wandeling is het pad breed en naarmate je verder wandelt wordt het pad smaller. Doe deze wandeling met stevige wandelschoenen en niet met strandslippers. Jawel, er was iemand die de wandeling begon met strandslippers. Opletten op sommige plaatsen kan het pad glibberig zijn als het nat is. In het begin is het enkel opletten voor de boomwortels op het wandelpad. Tijdens de wandeling moeten we een stukje afwijken van de koers van de levada, door rechts het rotsachtige pad de heuvel af en weer op te nemen. Even later moet je een stroompje oversteken en zien we dat er een kleine waterval tussen de varens en levermos klatert. Je hebt op een gegeven moment een fantastisch uitzicht over een gapende kloof op de Pico Alto (846 m). Op een welbepaalde plaats moesten we ons bukken voor een omvergevallen boom over het wandelpad. We hebben nog 3 tunnels en zeer smalle paden voor de boeg. Gelukkig worden we beschermd door een omheining en de weelderig groeiende bomen. Doe je zaklamp maar aan. We lopen eerst door een korte tunnel en daarna door een langere. Deze langere tunnel neemt zo’n 5 minuten in beslag. Kijk uit voor de diepe plassen bij het einde van de tunnel en op sommige plaatsen kan je ook best bukken. Bijna direct hierna is er een derde tunnel die ook 5 minuten duurt. Hier zitten er bochten in, zodat je het einde pas ziet als je er bijna bent. Ook de levada stroomt in deze tunnels. Eenmaal terug in het zonlicht, volgen we het smalle pad verder dat in de klif is uitgehakt, met rechts een behoorlijke diepte. Hier heb je best geen hoogtevrees, want dan is de wandeling een hel. Iemand liep heel traag en constant met de rechterhand tegen haar rechteroog aan om toch niet in de diepte aan de rechterkant te moeten kijken. Als je al je doodsangsten doorstaat, dan zal je beloond worden bij het bereiken van Caldeirão Verde. Om de groene ketel binnen te gaan, moet je een spleet in de rotsen passeren, en opeens openbaart zich de waterval in het hart van het amfitheater in al zijn pracht. Deze hoge waterval stort zich in een poel die de bron vormt van de levada. Echt indrukwekkend dit plaatje! De poel had een blauw groene kleur, waar sommigen in zwemmen. Hier hielden we onze picknick en dit voor een half uur. Daarna keren we langs dezelfde weg terug naar het boswachtershuis Queimadas. Tijdens je wandeling terug kom je op de smalle paden andere wandelaars tegen, die nog op weg zijn naar de waterval. Voorzichtig elkaar kruisen is de boodschap.

Na de wandeltocht rijden we naar Santana en houden een korte stop op het dorsplein van Santana. Terug kunnen we genieten van de typische huisjes hier. ’s Avonds ga ik met een taxi naar een ander hotel, dat op 1,5 km ten westen van Funchal ligt. Hier zitten de meeste toeristen en is het ook drukker dan in het vorige hotel. In deze omgeving zijn er verschillende winkels en eetgelegenheden. Eigenlijk kom ik nu aan in het paradijs. Zwemmen tussen de palmbomen, heerlijke overvloedige buffetten, Madeira saus om van te smullen, mooie avondshows, een prachtig zeezicht, een tropische tuin, goede service en een vriendelijke ontvangst. Wat moet je nog meer hebben als je op vakantie bent in Madeira. Tijdens de eerste avond in het hotel heb ik terug kunnen genieten van een traditioneel folkloristisch dansoptreden.